Schrijf-Challenge Januari 2025
Mijn redacteur riep schrijvers op om mee te doen met haar schrijf-challenge en ja hoor, ik liet me verleiden!
10 dagen - 10 foto's - 10 verhalen - het werd één verhaal dat steeds vreemder werd... Lees het mysterie!

Challenge Dag 1

Afgezien van zo nu en dan een krachtige windhoos met massa’s opstuivend sneeuw, heb ik prima geskied. De hemel kleurt strakblauw, maar de weersomstandigheden worden er in mijn optiek niet beter op. Rond het middaguur ben ik al met de 3K
K-onnection, een kabelbaan die de Kitzsteinhorn met de Maiskogel verbindt, op de terugweg naar Kaprun. Het waait steeds harder. De grote cabine schommelt hevig, zo extreem heb ik dit nog nooit meegemaakt. Ik heb een aangeboren angst voor dingen waarbij ik overgeleverd ben aan anderen, of het nu varen is, vliegen, of, zoals nu, zitten in deze gondel. De lift stopt. Shit, moet dit nu werkelijk mij overkomen? Enerzijds is het misschien wel fijn dat ik hier in mijn eentje zit, zonder een handjevol paniekerende mensen om me heen. Anderzijds is het vreselijk dat ik mijn stress, die inmiddels tot ongekende hoogtes is gestegen, met niemand kan delen.
Plots klinkt er een krakend en piepend geluid en ik voel hoe de gondel een paar meter naar beneden zakt. Ik kijk achterom en zie de gigantische liftpaal schuin staan. Hoort dat zo? Of is er echt iets vreselijk mis? Slingerend door de wind hangt mijn cabine boven het ravijn. Angst slaat me om het hart. Is dit het eind van mijn verhaal? Dat zou eeuwig zonde zijn, er is nog zoveel te beleven. Ik denk aan mijn man en de kinderen. De oudste twee wonen op zichzelf in Nederland en onze puberzoon woont nog thuis. Met trillende handen pak ik mijn telefoon en bel mijn man. Ik word direct doorgeschakeld naar de voicemail. Normaliter hang ik dan meteen op, nu besluit ik een bericht – wellicht mijn laatste – in te spreken.
‘Hoi met mij,’ zeg ik met een bevende stem. ‘Ik zit nu in de 3K.’ Achter me hoor ik weer lawaai. ‘Jij bent de liefde van mijn leven en ik hou van jou.’
Gepaard met een hoop kabaal en mijn angstkreet zakt de gondel nog een paar meter. Ik kijk achterom en zie dat de liftpaal nog schever staat.
‘Zeg de kinderen dat ik super trots op ze ben en enorm veel van ze hou.’
Compleet ontredderd verbreek ik de verbinding. In het midden van de cabine zak ik op de vloer, kruip onder de bank en klamp me vast aan een stalen stang. Mijn hele lichaam trilt van de angst. Na een scherp, knappend geluid stort de cabine, eerst in slowmotion en dan met steeds meer vaart, de diepte in. Mijn maag draait om. Ik knijp mijn ogen dicht. Ik voel een felle snok, een verpletterende klap en een brandende pijn. En dan… is alles zwart.

Challenge Dag 2

Alles voelt onwerkelijk. Niet alleen de dingen om me heen, maar ook mijn eigen lichaam voelt afwezig. Er is veel rumoer om me heen. Toch komen de geluiden gedempt binnen, alsof ik doof ben. Ik geloof dat ik aan het zweven ben. Nee, dat is het niet precies. Het voelt meer als een rit in een achtbaan. Waar ben ik in hemelsnaam? Ik weet het echt niet. Alles is donkerrood. Soms neem ik een vage schaduw waar, maar verder niets.
Waarschijnlijk heb ik mijn ogen dicht. Ik probeer ze te openen. Het lukt niet. Ik voel me te zwak. Zou ik iets anders kunnen bewegen? Ik begin met het belangrijkste: mijn hoofd. Volgens mij gebeurt er helemaal niks. Mijn handen dan? Nee. Mijn vingers? Ook niet. Misschien heb ik meer succes met mijn voeten of tenen. Tot mijn grote schrik is er absoluut niets aan mijn lichaam dat beweegt. Ik ben totaal verlamd en verdoofd. Dit kan niet! Dit mag niet! Waarom gebeurt dit? Ik wil dit niet! Inwendig schreeuw ik het uit. Ik mag niet opgeven. Ik zal niet opgeven.
Uit alle macht concentreer ik me op het openen van mijn ogen. Ik voel mijn oogleden trillen. Nog een beetje meer kracht bijzetten. Ja! Mijn poging is succesvol, ook al is het maar voor een milliseconde. In een flits zie ik een systeemplafond en borden met veel letters erop. Ik heb de hoofdletter A herkend en ik geloof een b en een l.
Welke woorden kan ik daarmee maken? Uitgezonderd blablabla eigenlijk niet veel. Met die letters kan ik dus niks… of, wacht eens, was daar niet ook een rode plus? Een rode plus! Dat is het internationale symbool voor het Rode Kruis. Misschien heb ik het woord “Ambulance” gelezen, of iets wat daarop lijkt. Ben ik in een ziekenhuis? Of zie ik dat verkeerd?
Tsjongejonge, deze inspanningen hebben me veel te veel energie gekost. Ik moet even pauzeren. Langzaam voel ik me weer de donkerte inglijden.

Challenge Dag 3

De wekker gaat. Jeminee, ik heb nog nooit zo’n bizarre droom gehad. Ik ben compleet van slag door die levensechte nachtmerrie over mijn neerstortende skigondel. Op de automatische piloot werk ik mijn ochtendroutine af. Alles lijkt in een soort waas gehuld. Mijn hoofd voelt alsof die nog in een droom vastzit. Ik zet mijn zoon op school af en daarna rijd ik langs de Zeller See naar mijn werk. Het is stil op de parkeerplaats. Ik parkeer naast de SUV van mijn collega. Hij is altijd als eerste op kantoor, en ongelooflijk maar waar, voordien is hij al naar de sportschool geweest. Aangezien het eerste lesuur van mijn zoon om 07:40 uur begint, ben ik op de dagen dat ik werk meestal als tweede aanwezig.
‘Guten Morgen!’ roep ik zodra ik het kantoor binnenloop.
De kamer van de programmeurs, waar mijn “vroege vogel” collega werkt, is achterin de linkergang. Ik zit in een kantoor in de rechtergang tussen die van de twee directeuren in. Gewoonlijk hoor ik mijn collega iets terug zeggen. Vandaag niet. Misschien heeft hij zijn koptelefoon op en hoort hij me niet.
Ik lees mijn e-mails en print de inkoopfacturen uit. Printen? Hoor ik je denken. Tja, ook al werk ik bij een IT-organisatie én gebruiken we een ERP-systeem, sommige processen gaan sneller op de ouderwetse manier. Een bijkomend voordeel is dat ik dan geregeld, zoals nu, een loopje naar de printer heb. Die staat in een kleine ruimte naast de kamer van de programmeurs. Ik kijk om de hoek, maar mijn collega zit niet achter zijn bureau. Zijn computer staat uit. Is hij naar een afspraak buiten de deur? Verder is het vreemd dat er inmiddels nog niemand anders is. Een unheimisch gevoel bekruipt me. Er is iets niet pluis, maar ik kan het niet precies duiden. Ik pak de printjes en loop in gedachten terug naar mijn bureau. Werk vormt altijd een goede afleiding. Een uurtje later breng ik een bezoek aan het damestoilet die we delen met de onderburen. Nog steeds is er geen enkele collega te bekennen. Als ik terugkom, zie ik een lang en mager persoon mijn kamer binnengaan. Op basis van zijn houding denk ik dat het een man is. Hij is volledig in het zwart gekleed en heeft een hoodie over zijn hoofd. Ik zie een glimp van iets van metaal. Wat is dat? Een zwaard of iets dergelijks? Het zweet breekt me uit en mijn hartslag versnelt. Deze hele situatie riekt naar een dreiging van het hoogste niveau. Zonder verder na te denken, keer ik om en sluip de hal in. Wat een mazzel dat de deurdrammer niet goed werkt, anders was de deur met een harde klap dichtgegaan. Met een bonzend hart vlucht ik van kantoor weg, in de hoop onopgemerkt te blijven.
Wie is die man? En waarom heb ik het gevoel dat hij… achter mij aanzit?!

Challenge Dag 4

Sinds mijn nachtmerrie gaat het niet helemaal goed met me. Ik vrees dat ik last heb van hallucinaties én geheugenverlies. Of beeld ik me ook dat in? Iedereen lijkt me te negeren en ik voel me raar. Mijn zoon is vanmorgen zonder iets te zeggen met de bus naar school vertrokken. Ik ben bij de sportstudio in Kaprun, een plek waar ik mijn zinnen even kan verzetten. Dadelijk begint de groepsles. Pilates is gelukkig niet zo intensief en ik hoop dat ik daarna wat beter in mijn vel zit. Zodra ik de kleedkamer binnenkom, merk ik dat ik alleen ben. Wat eigenaardig. Met een verwarde geest staar ik naar de lockers. Waarom staan daar eigenlijk mannennamen op? Dit is tenslotte de vrouwenkleedkamer. Ik heb nooit de moeite genomen om dat na te vragen, maar nu… nu voelt het ineens belangrijk.
‘Niet omdraaien,’ klinkt plots een mannenstem, rauw en bedreigend.
Ik sta als aan de grond genageld en kijk – geheel tegen mijn natuur in – niet achterom. Zelfs mijn primaire reacties zijn dus atypisch. Ik kijk gevaar het liefste recht in de ogen. Niet uit heldhaftigheid of zo, maar om in te schatten of ik de situatie aankan. Nu kan ik alleen maar stokstijf blijven staan.
‘Je bent er nog niet klaar voor hè?’ vraagt de man.
Niet klaar? Wat bedoelt hij? Waar ben ik nog niet klaar voor? Ik durf me niet om te draaien.
‘Je krijgt één kans,’ zegt hij.
Waar heeft hij het over?
‘In één van deze lockers ligt een blauwe envelop met een boodschap voor jou. Als je het verkeerde kastje kiest, vind je een zwarte envelop en dan neem ik je mee.’
Mijn intuïtie vertelt me dat dit geen grap is. Ik ben bang. Nog nooit in mijn leven heb ik in zo’n obscure situatie gezeten.
‘Kies een locker en maak hem open.’ De man klinkt dwingend. ‘Je hebt één kans, dus denk goed na.’
Hoeveel kastjes zijn er? Minstens vijftig. Nee, dat is teveel! Dan heb ik nog geen twee procent kans op succes. Niet in paniek raken! Probeer kalm te blijven! Doe waar je goed in bent en zoek naar dé afwijking. Ingespannen bekijk ik de lockers en onthoud diverse kenmerken. De meeste zijn dicht, aan sommige hangt een slot, een aantal staan op een kier en twee zelfs wagenwijd open. Geen enkele springt er echt uit. Ik lees de namen, Günsch, Flo, Diego, Anton… Bij de naam Gabriel voel ik een vreemde jeuk in mijn handpalm, alsof iemand me daar zachtjes kriebelend aanraakt. Die naam betekent “boodschapper van God”, dat heb ik onlangs voor mijn aankomende roman opgezocht. Ik ben niet zo gelovig of bijgelovig, maar dit kan geen toeval zijn! O alsjeblieft, laat die blauwe envelop met boodschap in Gabriels kastje liggen. Met trillende handen open ik het deurtje. Mijn hart slaat over. De blauwe envelop! Heb ik hem echt gevonden? Ik pak de envelop en draai me om. Ik zie… niemand. Nog bibberend haal ik een papiertje uit de envelop. Het briefje is kort, maar heeft een alarmerende impact.
“Je verdient extra tijd. Voorlopig…”

Challenge Dag 5

Blijkbaar heb ik extra tijd. Maar voor wat? Na mijn huiveringwekkende uitdaging van gisteren, ben ik toe aan een ontspannend avondje. Gelukkig staat een etentje met mijn vriendin gepland. Ze is Duitse, maar is opgegroeid in Engeland. Als ik genoeg wijn opheb, raak ik weleens in de war: Engels met haar, Duits met de bediening en Nederlands in mijn hoofd. Soms praat ik tijdens het dessert in het Nederlands. Ze kijkt me dan vragend aan totdat ik het doorheb. Haar subtiele humor maakt me altijd aan het lachen.
In het Italiaanse restaurant in Mittersill begeleidt een sympathieke ober me naar een tafel en legt twee menukaarten neer. Mijn vriendin is er nog niet. Gek eigenlijk, want ze is nooit te laat. Mijn oog valt op het servet. “Da Gabriele” staat erop. De naam geeft me een rilling. Is het toeval dat ik in een restaurant met deze naam zit?
Ik ben opgelucht als mijn vriendin arriveert. We omhelzen elkaar. Ze voelt koud aan.
‘Brrr, ik ben te voet,’ zegt ze. ‘Sorry dat ik een beetje laat ben.’ Ze wrijft in haar handen. ‘Hoe gaat het?’ vraagt ze. ‘Je ziet er slecht uit.’
Het is niets voor haar om dit soort directe opmerkingen te maken. Ik kijk haar onderzoekend aan, maar neem geen abnormaliteiten waar. Zonder op mijn antwoord te wachten, pakt ze de menukaart. Ik doe dat dan ook maar. Nadat we hebben besteld, kijkt ze me meelevend aan.
‘Nou vertel, wat is er met jou aan de hand?’
‘Het voelt alsof mijn hoofd vol zit met watten,’ antwoord ik en in sneltreinvaart vertel ik over mijn nachtmerrie, die angstaanjagende man op kantoor en de griezelige opdracht in de sportschool.
‘Ben je er zeker van dat je niet nog steeds droomt?’
Wat een goede vraag! Zijn deze bizarre dingen wel echt gebeurd? Zit ik hier nu echt? Het is niet te geloven als dit een droom is. Die duren toch niet zo lang? En dit zijn ook niet de standaardonderwerpen waar ik over droom. Ik twijfel.
‘De aperitiefjes worden jullie aangeboden,’ zegt de ober terwijl hij voor haar een Aperol Spritz en voor mij een Lillet Vive op tafel zet.
‘Door wie?’ vraagt mijn vriendin nieuwsgierig.
‘Een man met een boodschap.’ De ober kijkt mij vriendelijk aan. ‘Ik ben verzocht om tegen jou te zeggen dat de Lillet Vive een heel toepasselijke andere keus is.’
Wat is dit nou weer? Gewoonlijk ga ik inderdaad altijd voor de Wild Berry. Waarom heb ik nu de Vive besteld? Opeens voelt mijn keel droog. Vive betekent… Leven!
Er behält dich im Auge,’ zegt de ober en hij trekt zijn wenkbrauwen een paar keer omhoog. ‘Een stille aanbidder?’ vraagt hij.
Overduidelijk is de ober geen Oostenrijker of Duitser. Wat hij zegt betekent helemaal niet dat die man een oogje op me heeft, het betekent dat hij mij in de gaten houdt! Mijn handen beginnen te trillen. Ik steek ze snel onder tafel.
‘Is hij nog hier?’ stamel ik.
Met een flauwe glimlach op zijn gezicht schudt de ober zijn hoofd.
‘Hoe zag hij eruit?’ vraag ik, ondanks mijn vrees voor het antwoord.
‘Lang, slank en hij was in het zwart gekleed.’
Onmiddellijk denk ik aan die sinistere man op kantoor. Nu weet ik zeker dat hij me achtervolgt. Mijn ademhaling versnelt. Ik wil me verstoppen en sla mijn handen voor mijn gezicht.
Wow, a tall dark handsome stranger!’ roept mijn vriendin.
Met grote ogen en een verstrakte kaak werp ik haar een scherpe blik toe.
‘Eh, niet dat jij er een nodig hebt,’ zegt ze meteen.
‘Ik heb hem niet goed bekeken.’ De ober aarzelt. ‘Hij had een capuchon op, maar, eh… ik denk dat ik, eh… littekens van brandwonden in zijn gezicht heb gezien.’
Mijn nekharen staan rechtovereind en mijn hart bonst alsof het uit mijn borstkas wil springen. Ineens voelt dit etentje als mijn galgemaal…

Challenge Dag 6

Het ene moment ril ik van de kou en het volgende heb ik het bloedheet. Mijn hoofd voelt zwaar en dat is niet vanwege te veel alcoholconsumptie. Hopelijk word ik niet ziek, dat kan ik er nu echt niet bij hebben. Ik sleep mezelf uit bed. Zal ik vandaag gaan sporten? De bodyworkout-groepsles start pas om tien voor half tien. Als ik van tevoren een kwartiertje op de loopband ga, kan ik altijd nog bepalen of ik meedoe.
In de sportschool zet ik de loopband op vijf kilometer per uur om rustig aan te beginnen. Dit keer maak ik me geen zorgen dat ik alleen op deze verdieping ben. De meeste Injoy-leden zijn vandaag gaan skiën of zitten nu in de Spinningles. Ik heb het gevoel dat mijn hartslag hoog is en grijp de handvaten vast voor een meting. Jeetje, 170 slagen per minuut! Dit is veel te hoog voor deze geringe inspanning. Ik kijk op van het scherm en schrik zo hevig dat mijn hart stil lijkt te staan. Buiten! Daar staat hij! De man in het zwart met een brede hoodie tot ver over zijn hoofd getrokken. Ik druk op de grote rode knop en de loopband stopt abrupt. Mijn hoofd duizelt. Wat houdt hij vast? Het zonlicht weerkaatst op het metaal. Kan het toch een zwaard zijn? Alles om me heen draait en mijn zicht is opeens wazig. Om te focussen knijp ik mijn ogen tot spleetjes. Nee, het is geen zwaard, het is… een zeis! Allejezus, het is… Magere Hein! Zijn zwarte ogen doorboren mijn ziel. Ik krijg geen lucht meer. In wilde paniek sla ik op mijn borstkas om mijn hart weer aan de praat te krijgen. Ik zie Magere Hein richting de ingang van het gebouw sprinten. Een enorme adrenaline-stoot giert door mijn lijf en ik voel de energie weer stromen. De entree is op de bovenste verdieping, dus ik ren de trap af naar beneden, in tegengestelde richting. Ik hoor het onheilspellende geluid van metaal tegen metaal. De zaaldeur staat al open om te luchten voor de groepsles begint. Ik storm de zaal binnen en sla de deur achter me dicht. Vlak tegen de muur aangedrukt, wacht ik op wat er komen gaat. Er verschijnt een schaduw voor het ronde raampje.
‘Ik hoor je niet, maar ik zie je wel!’ roept hij zangerig met een rauwe stem.
Shit, de spiegel! Hij ziet me via de spiegel! Ik hoor de deurklink. Ik houd mijn adem in. De deur opent niet. Natuurlijk! Alleen een trainer kan met zijn polsbandje de zaaldeur van buitenaf openen. Trillend op mijn benen draai ik me om en kijk in de spiegel.
‘Deze keer win jij!’ brult Magere Hein. ‘Ik krijg je nog wel!’ Achter het ronde raampje verdwijnt zijn silhouet uit beeld. ‘Niemand ontkomt aan mij. Niemand. Niemand. Niemand. Niemand.’ Zijn stemgeluid vervaagt totdat er niets anders overblijft dan een ijzingwekkende stilte.

Challenge Dag 7

Soms gebeurt het dat ik me een gebeurtenis niet meer herinner. Ik wijt het aan mijn herseninfarct, alweer bijna tien jaar geleden. Echter, de afgelopen dagen ben ik belachelijk veel van mijn recente geheugen kwijt en de flarden die ik me herinner, zijn zo bizar dat ik er liever niet aan wil denken. Je zou er paranoïde van worden.
Samen met mijn man wandel ik nu in stilte door een bos. Waar ben ik eigenlijk? Normaal nemen we de WinterWanderWeg door het dal. Nu niet. Ah, ik zie het al… daar ligt Schloss Prielau, dan zijn we vlakbij de Zeller See.
Het is een prachtige zonnige dag. Ik stop even en snuif de koude frisse lucht op. Waarom ben ik niet gaan skiën? Het idee om in een gondel te zitten, bezorgt me ineens kippenvel. Ik wrijf over mijn onderarmen. Tussen de bomen door zie ik een zwart, lang en mager figuur langzaam naderen. Nee! Achtervolgt hij me nog steeds?!
‘Kom! Rennen!’ schreeuw ik in paniek tegen mijn man.
Zo snel ik kan, zonder achterom te kijken, spurt ik weg. Bij het oversteken van de Thumersbacher Staße word ik bijna aangereden. Buiten adem kom ik bij het meer aan. Angstig kijk ik om me heen. Mijn hart klopt in mijn keel. Magere Hein is gelukkig nergens te bekennen. Mijn man… hij is er niet. Heeft die griezel hem te pakken gekregen? O nee, dit is mijn schuld! Ik zak door mijn benen en val op mijn knieën in de sneeuw. Mijn schouders schokken en tranen rollen over mijn wangen.
‘Ik heb het gevoel dat ik je kwijtraak,’ zegt iemand vlakbij me.
Die stem… Goddank! Mijn man! O, wat een opluchting! Ik kijk opzij, maar hij staat er niet.
‘Ik wil niet dat je weggaat,’ hoor ik hem zeggen.
Waarom zegt hij dat? Ik begrijp het niet. Ik droog mijn tranen. Het is toch goed tussen ons?
‘Gisteren was het kantje boord,‘ vervolgt hij. ‘Ze hebben je hart weer op gang gekregen, maar…’
Hè? Wat bazelt hij nou? Wat bedoelt hij? Ben ik… gereanimeerd?
‘De arts zegt dat je zuurstofgebrek hebt gehad in je hersenen… en nu gaat het niet meer goedkomen.’
De beelden van afgelopen week flitsen als een film voorbij – de gondel, het Rode Kruis en Magere Hein die me maar blijft achtervolgen. Wat heeft dit te betekenen?
‘De arts zegt dat je nooit meer uit deze coma zult ontwaken.’

Challenge Dag 8

De muren zijn rood en rond. Het plafond lijkt van glas. De kleur doet me denken aan de blauwe envelop die ik vorige week vond, in die locker met Gabriel erop. Dat zal geen toeval zijn. De bodem is plakkerig en pikzwart. Deze omgeving ademt een buitenaardse sfeer.
‘Daar was laatst een meisje Loos,’ zingt een rauwe stem.
De stem herhaalt alleen de eerste regel van het liedje, telkens opnieuw. Langzaam draai ik een rondje. Deze ruimte heeft een diameter van ongeveer vier meter. Behalve ik en die herkenbare grimmige stem is hier niemand.
‘Stop!’ klinkt de stem plots achter me.
Ik bevries. Wat nu weer? Uit onmacht blijf ik roerloos staan.
‘Niet omdraaien!’
Dit gevoel van machteloosheid maakt me boos. Als er dan toch geen hoop meer is, heb ik niets te verliezen! Furieus draai ik me om en sta oog in oog met Magere Hein.
‘Is dit het?! Lig ik in coma en kom jij me halen?!’ schreeuw ik.
Een moment van stilte volgt. Zijn zwarte ogen kijken me uitdrukkingsloos aan.
‘Mensen zoals jij… ik kom ze vaker tegen,’ zegt hij met een kille ondertoon. ‘Met diegenen die zich verzetten, speel ik graag een spelletje.’
Een spelletje?! Dit is een kwestie van leven of dood!
‘Hier is jouw laatste kans…’
Hij klinkt alsof hij ervan geniet. Wat een ongelofelijk wrede klootzak!
‘Kies één symbool. Wat je kiest bepaalt of je naar boven of beneden gaat.’
Ik kijk naar het hemelsblauwe glazen plafond en vervolgens naar de vloer waar ik op sta. Is dit een keuze tussen de hemel of de hel of tussen leven en dood? Ik moet zijn spelletje meespelen. Ik heb geen keus. Kalm blijven en nadenken! Een symbool… Die vraag heb ik een half leven geleden al eens beantwoord, tijdens een cursus. Ik koos voor een ster. Ik streef er namelijk naar om uit te blinken in alles waar ik mijn ziel en zaligheid in steek. Een genetische afwijking noem ik dat. Mijn zus en broertje hebben het ook. Maar goed, dat was toen en dit is nu. Welk symbool is nu belangrijk in mijn leven? Mijn leven… Ja, dat is het! Ik grijp naar mijn ketting, maar voel hem niet. Waar is mijn ketting?
‘Zoek je deze?’ vraagt Magere Hein, terwijl hij de ketting heen en weer zwiert.
Mijn ketting! Het hangertje met mijn symbool – de levensboom. Van nature bezit ik eigenschappen die in lijn liggen met die van den Boom.
Treiterend trekt hij zijn hand terug en vervolgens loopt hij traag rondjes om me heen. Ik negeer hem door mijn ogen te sluiten. Mijn gedachten dwalen af naar een Facebookpost van WebAngel en het advies van een boom komt woord voor woord naar boven.
“Laat af en toe een frisse wind door je bol waaien. Sta stevig en rechtop. Laat je niet kaalplukken. Groei en bloei je hele leven. Laat los wat je niet meer nodig hebt. Drink veel water. Vergeet niet waar je wortels (roots) liggen. Wees buigzaam maar laat je niet breken. Wees tevreden met je natuurlijke schoonheid. Haal je voedsel zoveel mogelijk vers uit de natuur – daar pluk je de vruchten van. Je takken kunnen ver reiken, als je wortels diep verankerd zijn. Bied een schuilplaats voor hen die het nodig hebben. Geniet van het uitzicht.”
Ik open mijn ogen en kijk om me heen, maar Magere Hein is verdwenen.
‘Je hebt gekozen…,’ echoot het in de verte.

Challenge Dag 9

Het is nevelig en nog een beetje donker. Er klinkt muziek. Is het de radio? Ooit heb ik met een knipoog tegen mijn man gezegd dat als ik in coma lig, hij dag en nacht Ö3 voor me op mag zetten. De scherpe geur van ontsmettingsmiddel dringt mijn neus binnen en langzaam trekt de mist in mijn hoofd weg. Ik hoor een deur open en weer dicht gaan.
Servus,’ zegt een man.
‘Hallo Herr Doktor,’ hoor ik vlak naast me.
Het is mijn man. Hij klinkt vermoeid. De muziek stopt. Ik hoor stoelen schuiven en een rommelend geluid, alsof iemand een stapeltje papieren ordent.
‘Hoe gaat het met u,’ vraagt de arts beleefd in het Duits met een licht Oostenrijks dialect.
‘Ik weet het niet,’ antwoordt mijn man.
‘Zoals ik u eerder heb uitgelegd, is uw vrouw hersendood,’ zegt de arts ijskalm.
Wat? Hersendood?! Nee hoor, dat is niet waar! Mijn gedachten schieten alle kanten op. Bang, gefrustreerd. Mijn brein werkt misschien niet perfect, maar functioneert absoluut nog goed genoeg! Hoe kan ik dat bewijzen? Ik hoor hier genoeg piepende geluidjes, daar moet toch ook ergens een monitor tussenstaan die mijn hersenactiviteit waarneemt? Kijk dan toch!
‘Dokter, dit is heel moeilijk te accepteren.’ Mijn man klinkt emotioneel. ‘Ik ken haar, en dit is haar grootste nachtmerrie.’
‘Ik begrijp het.’ De arts klinkt gemaakt meelevend. ‘Als er nog enige hoop was, dan zouden we dit gesprek niet hoeven te voeren.’
Maar er is hoop! Ik ben niet hersendood! “Ik denk dus ik besta,” de filosoof Descartes zei dat eeuwen geleden al.
‘Ik weet het,’ zegt mijn man, zijn stem trilt een beetje.
‘Zoals we hebben besproken, heb ik hier de donorformulieren,’ zegt de arts plechtig.
Donorformulieren?! Wat is hier gaande? Een vergissing? Of een bewuste keuze?
‘Zonder uw toestemming kunnen de organen en weefsels van uw vrouw niet worden gedoneerd,’ vervolgt de arts.
O nee! Ze willen mijn organen… Hoe kan dit? Ben ik dan werkelijk zo ver heen?
‘Hoe verloopt zoiets dan voor haar?’ vraagt mijn man aangedaan.
‘Zodra u getekend heeft, is er tijd voor u en uw familie om afscheid van haar te nemen en daarna wordt uw vrouw geprepareerd voor extractie.’
Geestelijk ben ik nu volledig in paniek, maar mijn lichaam doet niets. Zelfs mijn oogleden weigeren te bewegen. De luide piepjes rondom mij volgen elkaar sneller op.
‘Een moment alstublieft,’ zegt de arts, de urgentie is in zijn stem te horen.
Een schuivende stoel… naderende voetstappen… Even later voel ik een kalmerende golf door mijn lichaam stromen en het interval tussen de piepjes wordt weer normaal.
‘Wilt u iedere pagina paraferen en helemaal onderaan de datum en uw handtekening zetten?’ hoor ik de arts vervolgens vragen.
Het klikkende geluidje van een pen…
‘Ik weet het niet hoor,’ zegt mijn man.
‘Meneer, luister.’ De arts klinkt nu dwingend. ‘Vorige week toen uw vrouw werd binnengebracht, heb ik u verteld dat haar kansen minimaal waren. Het was puur toeval dat zij de enige overlevende was, omdat juist haar cabine op het moment van de crash boven een bergplateau hing.’
Jeetje, hij spreekt alsof ik al dood ben. Ik ben niet dood! Halloooooo!
Ik hoor krakend papier, alsof een blaadje tot een prop wordt gefrommeld.
‘Toeval bestaat niet,’ mompelt mijn man. ‘Ik heb besloten wat we gaan doen,’ vervolgt hij vastberaden. ‘Mijn vrouw gaat morgen op transport naar het UMC Utrecht voor een second opinion.’
Eindelijk hoor ik iets van hoop in zijn stem. Misschien is dit mijn redding…

Challenge Dag 10

In de ambulance onderweg naar Nederland voel ik me pas veiliger. Mijn man wil me naar het UMC Utrecht overplaatsen, waar zijn dochter op de afdeling Pathologie werkt. Haar kennende, zal ze zich zeker in mijn casus willen verdiepen. Gelukkig alleen langs de zijlijn, want op de tafel van dochterlief wil ik niet eindigen. Het is mijn redding dat mijn man niet in toeval gelooft! Als hij die donorpapieren had getekend, zou mijn verhaal heel anders aflopen. Om mezelf bezig te houden tijdens deze lange rit, stel ik me voor hoe het zou zijn gegaan als hij wél had getekend.
Allereerst reizen mijn familieleden en beste vrienden naar Oostenrijk af, voor zover ze willen en kunnen. Mijn ouders protesteren tegen de beslissing om de stekker eruit te trekken. Ze accepteren veel, maar kom niet aan hun kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen! Kort na het hartverscheurende afscheid, word ik klaargemaakt voor de OK. Ik weet niet precies hoe dat gaat en zonder mijn medische hulplijn, tast ik in het duister. Ik krijg een of ander middel toegediend en langzaam doezel ik in.
Wanneer ik koude druppels op mijn gezicht voel, open ik mijn ogen. Onthutst kijk ik om me heen. Ik ben op een kerkhof. Het regent. Vreemd. In januari zou het moeten sneeuwen. Met een zucht trek ik mijn capuchon over mijn hoofd. In mijn ooghoek zie ik een zwarte schim. Mijn adem stokt. Nee! Hij achtervolgt me nog steeds. Gejaagd zoek ik een schuilplek, een uitweg, iets om aan hem te ontsnappen. Daar beneden! Er staat een hek open! Ik zet het op een lopen. Tijdens mijn vlucht moet ik goed opletten dat ik niet uitglijd. Als ik even opkijk, staat Magere Hein een paar meter voor me en blokkeert het pad. Ik stop abrupt. Hijgend probeer ik op adem te komen. Kan ik nu nog iets doen? Ik durf hem nauwelijks aan te kijken. In zijn rechterhand houdt hij zijn zeis, in zijn linker een zandloper. Zijn zwarte ogen jagen me de stuipen op het lijf. Hij keert de zandloper om.
‘Nee!’ roep ik. Als een klein kind stamp ik op de grond. ‘Is er niets meer… wat ik hiertegen kan doen?’
Traag schudt hij zijn hoofd.
‘Heb je niet nog een spelletje of raadseltje voor me?’
Op dit moment lijkt alles beter dan de dood. Dit voelt zo oneerlijk.
‘Ik heb je gewaarschuwd.’ Zijn stem klinkt kil en rauw.
‘Wat?’ Ik ben perplex. ‘Maar ik vond de blauwe envelop toch? En als symbool heb ik de levensboom gekozen.’
‘Hahaha, Spielerei!’ Hij lacht kort en meedogenloos.
Een mix van angst en ongeloof overmant me. Ik kan wel janken.
‘Ik heb het je toch gezegd,’ snauwt Magere Hein. ‘Niemand ontkomt aan mij! Niemand!‘
De laatste korrels vallen genadeloos door de zandloper…

Credits Dag 11

Wat een (in)spannende 10 dagen waren het! Hopelijk hebben jullie genoten van deze schrijf-challenge en de twist die ik eraan gaf. Een speciale dank aan Corinne Hamoen, tekstschrijver en o.a. mijn eindredacteur, voor deze inspirerende uitdaging!
Na dit creatieve uitstapje ga ik weer verder met mijn volgende roman. Net als GEEN TOEVAL wordt het een groots en meeslepend avontuur, dus je moet nog veel geduld hebben… 😅

🌪️ Storm en gips
De challenge begon letterlijk en figuurlijk heftig: skiën met stormachtige windstoten (📸 Arnesta van der Scheer) en een afspraak voor gipscontrole voor mijn zoon in de Tauernklinik. Geen zorgen, niets ernstigs – in Oostenrijk pakken ze zelfs een verstuikte enkel serieus aan!

👻 Mysterie en verwarrend
“Just another day at the office” werd opeens spannend toen Nicole Bodmayer met behulp van AI een lang, mysterieus figuur aan mijn foto toevoegde. En in de sportschool? De lockers met mannennamen in de vrouwenkleedkamer en vice versa zijn expres zo geplaatst, zodat niemand zich een locker kan toeeigenen (📸 Sabina David).

🍽️ Van gezelligheid tot symboliek
Tussen al het schrijven door was er natuurlijk tijd om te genieten: een overdadig diner bij Da Gabriele (📸 Sylvia Cramer), een bijzonder momentje voor de groepsles vastgelegd door personal trainer Sandór Kinga, een missie op een gewone maar prachtige dag (📸 Marc Polderdijk), en een waardevolle herinnering aan mijn 50e verjaardag: een levensboom-ketting, het symbool van J. Blooms (🎁 Nicole Bodmayer).

🌄 Mistige ochtenden en ongebruikelijke regen
Soms loopt het anders dan gepland. Een adembenemende zonsopkomst? Die bleef verborgen in de mist. En de fotoshoot op het kerkhof? In de regen! Maar het was eigenlijk heel toepasselijk voor het einde van deze challenge (📸 Nicole Bodmayer).

Bedankt voor het lezen!

😉💋 J. Blooms